In deze tijd, waarin iedereen geacht wordt zoveel mogelijk thuis te blijven om verdere verspreiding van het Corona-virus te verhinderen, kun je jezelf heel onbepaald voelen. Je hebt minder houvast aan het leven, omdat allerlei vanzelfsprekende dingen zijn weggevallen, zoals familie-bezoek, uitjes met vrienden, met z’n allen in de file staan of als forens met z’n allen naar smartphones kijken in de trein. Structuur is weggevallen, onbepaaldheid en onzekerheid is daarvoor in de plaats gekomen.
In 2017 schreef ik daar onderstaande column over, voor het platform Vive Levenskunst:
Onze waarneming wordt sterk gekleurd door ideeën en concepten die we over dingen en mensen hebben. Dit maakt dat we ons op een bepaalde manier tot de wereld verhouden. Maar wat gebeurt er eigenlijk als die concepten wegvallen?
Een experiment met waarneming
Ik zit in mijn werkkamer en kijk naar de muur achter mijn computerscherm. Het is een gewone muur, niets bijzonders: stucwerk met fijne zandkorreltjes en geel geschilderd. Dat het een muur is, zegt vooral iets over de functie ervan: het maakt deel uit van de structuur van mijn huis. Dat ‘weet’ ik. Maar als ik kijk zonder die functie in mijn waarneming te betrekken, blijkt ‘muur’ gewoon een idee te zijn, een concept, een aanname. Als ik dat loslaat, zie ik eigenlijk geel gestucte structuur.
Dan realiseer ik me dat ik op dezelfde manier ‘weet’ dat ik stucwerk zie. In mijn blikveld neem ik een geel oppervlakte waar met allerlei kleine bobbeltjes dat ik ‘stucwerk’ noem. Dat woord verwijst naar hoe de muur is afgewerkt. Het is dus ook een idee, een concept.
Als ik ook dat loslaat, valt me op dat ik geen woorden meer heb om te beschrijven wat ik zie. Er is geen patroon in te ontdekken wat nog een soort van houvast kan geven. Ik zou nog kunnen zeggen dat het geel is. Maar er zijn onnoemlijk veel soorten geel. ‘Geel’ is dus ook een concept.
Wanneer concepten wegvallen
Op het moment dat al deze concepten wegvallen, gebeurt er iets bijzonders: ik ga de muur op een nieuwe manier zien. Ik zie allerlei oneffenheden, puntjes die mijn aandacht trekken, kleurverschillen, schaduwplekken. Het is alsof de hele muur in al z’n verfijnde details voor me oplicht, zonder dat ik het nog interpreteer als ‘muur’. Ik gebruik dat woord nu alleen nog om duidelijk te maken waar ik naar kijk. In feite is wat ik zie dus veel onbekender, onbepaalder en mysterieuzer dan ik tot nu toe heb aangenomen. Eigenlijk geldt dit voor alles wat ik waarneem.
Wanneer ik dat tot me door laat dringen, merk ik dat ik overal concepten op plak. Rijd er bv. een auto langs, dan kan de gedachte in me opkomen: “O, dat is een rode Peugeot.” Maar zie ik die auto dan echt, of zie ik eigenlijk een concept? Als ik die auto werkelijk waarneem, ga ik pas zien wat de specifieke kleur is, de vorm, de vorm van de lichten, de deukjes, de glans etc. De auto komt dan op een bijzondere manier tot leven. En een van de eerste concepten die wegvalt is ‘Peugeot’; dat is een idee, volledig virtueel.
Concepten zijn nuttig
Natuurlijk zijn concepten uitermate nuttig. Ze zorgen ervoor dat ik de werkelijkheid waarin ik leef kan beschrijven en dat ik daar met anderen over kan communiceren. Als ik een gele auto bij de Peugeot-fabriek bestel, krijg ik een gele auto met een bepaalde vorm die kenmerkend is voor Peugeots; misschien niet het geel waarin ik graag rijd, maar toch.
Concepten helpen me om in deze wereld te functioneren. Als ik op internet kijk hoe ik het beste met het OV naar een vriend in Amsterdam Zuid-Oost kan reizen, krijg ik een heel reisschema voorgeschoteld. Alle treinen, metro’s en bussen die op mijn scherm verschijnen zijn echter virtueel. Toch vertrouw ik erop dat er ter plekke op de tijden die staan aangegeven, concrete vervoermiddelen verschijnen. Dat geeft een zekere rust en ook een gevoel van controle over de gang van zaken.
Tegelijkertijd blijf ik het fascinerend vinden om te weten en te ervaren wat er overblijft als concepten wegvallen. Hoe werkt deze manier van waarnemen bv. door in relaties? Tijd voor een volgend experiment!
Geen houvast
Een paar weken later neem ik deel aan een retraite en doe een oefening in waarnemen: wat gebeurt er eigenlijk in direct contact met iemand anders? Ik zit tegenover een man, hij komt me vaag bekend voor van een eerdere retraite. Allereerst realiseer ik me dat ik helemaal niets van hem weet. Dat scheelt al een heleboel concepten!
Ik kijk hem aan en merk dat mijn mind nergens houvast aan heeft. Ik zie hem voor me, maar ik kan niets aan hem toeschrijven: geen opleiding, geen baan, geen woonplaats, geen familie-omstandigheden, zelfs geen leeftijd, niets om hem te bepalen. Wat overblijft is: man, wit, baard, Amerikaan – dat laatste ‘weet’ ik toevallig. Maar wat is ‘Amerikaan’? Waar zouden zijn voorouders vandaan komen? Geen idee. Ik realiseer me dat hij voor mij vooral onbepaald is. En dat blijft ook zo tijdens de hele oefening van een uur, terwijl we onze ervaringen met elkaar uitwisselen.
Samen onbepaald kunnen zijn
In mezelf ga ik me ook onbepaald voelen. Ik voel een soort leegte van niet weten wat ik aan deze man heb, wat ik zou kunnen zeggen. De leegte van binnen lijkt te maken te hebben met het ontbreken van concepten over de man tegenover me en over de hele situatie. Mijn mind wordt niet gevuld met beelden over deze man, maar er ontstaan ook geen beelden over mezelf. Blijkbaar heeft dat met elkaar te maken.
Zo nu en dan voel ik even wat onzekerheid in me opkomen: Kan ik zo leeg zijn met een ander? Kan ik zo niets voorstellen in de aanwezigheid van een ander? Ik voel hoe gevoelens van ongemak en onhandigheid in me naar boven komen, die verband houden met ervaringen van leegte uit mijn jeugd. Dan ebt dat gevoel weer weg en land ik weer in die onbepaaldheid.
Hij beschrijft een soortgelijke ervaring. We blijken samen onbepaald te zijn. Ik plaats de ander niet in een hokje van mijn concepten en hij blijkt dat ook niet met mij te doen. Ik verwacht niets van hem en ook dat is wederzijds. Wat is er dan wel? Er is intussen een grote openheid naar elkaar toe ontstaan. En gek genoeg een grote nieuwsgierigheid: wie is die ander tegenover mij eigenlijk? Ook is er een soort lichtheid die grenst aan euforie: dat het mogelijk is om samen zo onbepaald te zijn. Het is zo’n contrast met mijn dagelijkse ervaring. Met hoe we als mensen met elkaar omgaan en hoe ik daar aan gewend ben.
De vrijheid van onbepaald zijn
Daags na de retraite zit ik tegenover mijn partner. Ik vertel over mijn ervaringen. Hoe is het om elkaar te zien zonder de historie van bijna 35 jaar huwelijk? Wie is degene die daar tegenover me zit eigenlijk?
Ideeën over wie en wat zij is vallen weg. Ik zie hoe ze nú is, details van haar gezicht, de kleren die ze aanheeft, de kleur van haar huid, van haar haren. En ik realiseer me: ik kan leeg zijn van ideeën over haar, over hoe ze is of over hoe ze – naar mijn idee – zou moeten zijn. Leeg ook van verwachtingen. Als ik zo leeg word, merk ik diezelfde onbepaaldheid op die ik eerder in de retraite heb ervaren. Ik merk dat ik zelf ook niet op een bepaalde manier hoef te zijn. Die onbepaaldheid geeft me een sterk gevoel van vrijheid: ik kan zijn wie ik ben en wie ik ben is niet vastgelegd in concepten! En zo kan zij ook zijn wie ze is, onbepaald door mijn en ook door haar eigen concepten.
Ik voel me licht worden, lichtvoetig, speels, vrij, open, blij. En datzelfde gebeurt bij haar. Opnieuw een euforisch gevoel van vrijheid. Samen zijn we vrij!
© Chris Elzinga, 1 december 2017
Geef een reactie