Als je innerlijk werk doet kom je vroeg of laat de vraag tegen wie en wat jij eigenlijk bent. Bij de beantwoording daarvan denk je misschien aan je naam, je geslacht, je plek in je familie, je studie of je baan, je talenten etc. Maar ben je dat allemaal werkelijk? Schets je daarmee niet slechts een beeld van jezelf? Een beeld schiet altijd tekort. Je bent altijd meer dan dat. Wie en wat ben je dan wel?

‘Ik ben een lichaam’

Lichaam als een machine

Lichaam als een automaat

In onze westerse samenleving groeien we op met een materialistisch beeld van de werkelijkheid. Alleen wat je ziet bestaat echt, de rest is flauwekul of wordt minstens betwijfeld. Dit beeld van de werkelijkheid en van wie en wat we zijn is dominant onder wetenschappers. Dat is niet vreemd, want volgens de gangbare zogenoemde wetenschappelijke onderzoeksmethode is alleen datgene echt wat meetbaar is. Wat niet meetbaar is hoogstens een ‘anomalie’: een vreemd, onverklaarbaar verschijnsel, dat niet verder onderzocht hoeft te worden, statistisch niet relevant. We doen net alsof het niet bestaat.

Als alleen wat je ziet ook werkelijk bestaat, dan is het gemakkelijk om te concluderen dat wij mensen slechts lichamen zíjn. Ons gedrag, onze gedachten, ervaringen etc. worden dan verklaard uit de werking van ons lichaam, of preciezer: vanuit de werking van allerlei chemicaliën in ons lichaam, in onze hersenen, onze organen etc.

Toch bevredigt dit de meeste mensen niet. Als wie we zijn gereduceerd wordt tot chemicaliën die op elkaar inwerken, waarom zouden we überhaupt willen leven? Wat zijn we dan anders dan wandelende, etende, vrijende, vechtende machines? Wat blijft er over aan betekenis van ons leven? Waarom zouden we liefhebben, elkaar helpen? Of zijn we machines die denken dat ze werkelijk als mensen bestaan?

‘Ik herken mezelf als ziel en de ziel heeft een lichaam’

Pim van Lommel heeft in zijn wetenschappelijk werk onderzoek gedaan naar bijna-dood ervaringen. Aan de hand van talloze interviews met mensen die zo’n ervaring hebben gehad, concludeert hij dat er zoiets moet zijn als een ziel, die het lichaam verlaat als het lichaam sterft. Mensen rapporteren bv. dat ze als ziel hun lichaam op een operatietafel hebben zien liggen, terwijl doktoren alles deden om het lichaam van de dood te redden.

Als we hierin meegaan zijn we geen lichaam, maar een ziel. De ziel blijkt fundamenteler te zijn dan het lichaam. Blijkbaar heeft het lichaam geen ziel, maar heeft de ziel een lichaam. Of, preciezer: de ziel drukt zich in de fysieke dimensie uit als een lichaam. Dit stelt ons voor de volgende vraag: Wat is de ziel? Wat is de substantie van de ziel?

‘Ik herken mijn ziel als ruimte’

De ziel is niet zomaar meetbaar, in ieder geval niet met de gangbare meetinstrumenten. We kunnen de ziel op dit moment alleen waarnemen via onze eigen ervaring. Wat kunnen we daar over zeggen? Als je jezelf gaat innerlijk voelen kan het zijn dat je geen spieren, botten en organen waarneemt, maar eerder een soort van plasma: vormloos, plastisch, zonder innerlijke structuur. Je ervaart jezelf dan als fundamenteel vormloos, iets wat allerlei vormen aan kan nemen. Dit plasma is wat we ‘ziel’ noemen. Maar hier houdt de waarneming niet op. Als je met je aandacht dit plasma verder onderzoekt, kan het zijn dat in je ervaring het plasma zich als het ware verdunt, totdat het aanvoelt als ruimte.

Het kan ook zijn dat je geen plasma ervaart, maar je lichaam van binnenuit gaat voelen als ruimte. Op plekken waar je verwacht organen of spieren te voelen, ervaar je slechts ruimte. Als je je vervolgens richt op je lichaamsgrenzen, kan het zijn dat ook het besef van die grenzen oplost. Je huid is geen definitieve begrenzing meer, maar voelt doorlaatbaar. Dan kan de ruimte verder uitdijen, buiten je lichaam. Je voelt jezelf niet als solide substantie, als een samenstel van organen, spieren, botten etc., maar als ruimte. De ervaring van die onbegrensde ruimte staat niet los van wie je bent. Je realiseert je dat je die ruimte bent. Wat je eerder ‘ziel’ noemde. is nu herkenbaar als ruimte.

‘Ruimte is bewustzijn – Ik herken mijzelf als bewustzijn’

Wie je werkelijk bent is veel mysterieuzer

‘Ik ben bewustzijn’

Het bijzondere van deze ruimte is, dat je daarin verschillende kwaliteiten kunt ontdekken. Je kunt die ruimte bv. ervaren als onbegrensd en stil, rustig en vredig. Als je dit voelt, heeft dat een weldadige uitwerking op je. In deze vredige stilte komt je ziel tot rust, kom jij tot rust.

Maar er is meer. De ruimte is niet pure leegte. Je kunt je op een heel zachte, tedere manier aangeraakt of ondersteund voelen. Blijkbaar is die ruimte zelf gevoelig. En tegelijkertijd kun je dit alleen ervaren doordat je zelf ook sensitief bent. Het verschil tussen jezelf en die ruimte vervaagt. Alles valt samen: jij bent die ziel, die ruimte, die sensitiviteit.

Dat kan leiden tot de gewaarwording dat deze ruimte in feite bewustzijn is. Als je die ruimte waarneemt, op welke manier dan ook, ervaar je bewustzijn zelf. En je beseft: mijn ware aard is bewustzijn, volkomen open, leeg, zonder inhoud, zonder vorm. Elke gedachte, emotie, lichaamssensatie, elk gevoel etc., kortom: elke ervaring is een vorm die het bewustzijn aanneemt.

Het bewustzijn is een uitermate mysterieus fenomeen. Het is de ‘plek’ van elke ervaring. En het is het medium van de ervaring. Bovendien is het de ervaring zelf, de vorm die het bewustzijn aanneemt. En het is het bewustzijn dat zich bewust is van de ervaring. Tenslotte kan het zich bewust zijn van zichzelf.

Meer…

In een vorig blogartikel in deze serie heb ik de vraag gesteld of wij mensen zonder ego kunnen leven. In een volgende blog wil ik iets zeggen over de relatie tussen bewustzijn en ego.

A.H. Almaas, Het Niets, Altamira 1997

A.H. Almaas over ervaringen van ruimte (‘space’)

Pim van Lommel, Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring, Ten Have, 2007